Binnen België groeien de tegenstellingen langs de taalgrens. Eerder hebben Belgische politici nochtans wezenlijk bijgedragen aan de Europese eenwording. In 1921 ging België samenwerken met Luxemburg in de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en vanaf 1944 met Nederland en het Groothertogdom in de Benelux. Vooral Paul Henri Spaak heeft bijgedragen tot de EGKS, wat later de EEG en de EU werd. Brussel huisvest het Europees Parlement en de Europese Commissie in het Berlaymontgebouw. Zo ook herbergt België te Evere het hoofdkwartier van de NAVO en te Casteau de Supreme Headquarters Allied Powers Europe.
Verschillende Belgen vervullen een belangrijke functie binnen de Europese instituten. Herman Van Rompuy is de allereerste Permanente voorzitter van de Europese Raad of President van de Europese Raad (van regeringsleiders en staatshoofden) en Karel de Gucht EU-Commissaris voor Handel (vanaf 2010), Wilfried Martens Voorzitter van de Europese Volkspartij, Annemie Neyts Voorzitter van de Europese Liberalen ELDR, Guy Verhofstadt Fractieleider van de Liberalen in het Europees parlement en Isabelle Durant ondervoorzitter van het Europees Parlement.
Economie
Staalindustrie bij Luik
1rightarrow.png Zie Economie van België voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De economie van België is gebaseerd op diensten, vervoer en handel. Het belang van de industrie neemt steeds meer af. De mijnbouw is sinds de laatste mijn sloot in 1991, stopgezet. De productie van staal, chemische producten en cement waren traditioneel geconcentreerd in de valleien van Samber en Maas, in de Borinage rond Bergen, Charleroi, Namen en Luik en in het Kempens Steenkolenbekken. Luik en Charleroi zijn nog steeds staalcentra, maar de nieuwere metaalbedrijven zijn vooral ingeplant rond de havensteden Antwerpen, Gent en Brugge. De chemische producten omvatten meststoffen, kleurstoffen, geneesmiddelen en plastieken; de petrochemische industrie is geconcentreerd dichtbij de olieraffinaderijen van Antwerpen.
De textielproductie, die in de Middeleeuwen begon, omvat katoen, linnen, wol en kunstvezels; tapijten en dekens zijn belangrijke vervaardigde producten. Gent, Kortrijk, Doornik en Verviers zijn allen textielcentra; Mechelen, Brugge en Brussel zijn beroemd vanwege hun kant. Andere industrieën omvatten diamantslijperij (Antwerpen is een belangrijk diamantcentrum), cement en glasproductie, en de verwerking van leer en hout. Meer dan 55 procent van de elektriciteit van België wordt opgewekt uit kernenergie.
De Belgische industrie hangt af van de invoer voor zijn grondstoffen. Het meeste ijzer kwam uit het bassin van Lotharingen in Frankrijk, terwijl de non-ferro metaalproducten van uit de koloniën ingevoerde grondstoffen worden gemaakt, waaronder zink, koper, lood en tin.
De uitvoer (handel) omvat ijzer en staal, vervoersapparatuur, tractoren, diamanten en aardolieproducten. De industriële centra zijn met elkaar en met de belangrijkste havens, Antwerpen, Brugge-Zeebrugge en Gent, verbonden door de rivieren de Maas en de Schelde en hun zijrivieren, door een netwerk van kanalen (in het bijzonder Albertkanaal, het kanaal Gent-Terneuzen en het Boudewijnkanaal), en door een uitgebreid spoorwegsysteem.
België heeft veel vruchtbare en goed bewaterde grond, hoewel de landbouw een steeds kleiner percentage arbeidskrachten vertegenwoordigt. De belangrijkste gewassen zijn maïs, tarwe, haver, rogge, gerst, suikerbieten, aardappels en vlas. Rundvee en Varkens evenals de zuivelproductie (vooral in Vlaanderen) zijn ook belangrijk. Het verwerkte voedsel omvat suiker vooral te Tienen, kaas en andere zuivelproducten; bier onder meer te Leuven en andere dranken worden ook vervaardigd.
Belangrijker dan landbouw is wellicht intensieve tuinbouw en fruitteelt, ook voor export, zowel in serres, ooit begonnen in het glazen dorp Hoeilaart, als in volle grond: Witlof, Spruiten, Asperges, Sla, Tomaat, Aardbeien en dies meer. Zo spreekt men in het Engels van "Brussels sprouts" en van "Belgian endives" en kent men in het Duits "Brüsseler". De veilingen van Sint-Katelijne-Waver en van Hoogstraten zijn internationaal bekend. Ook hier speelt het wegennet een belangrijke rol om de geveilde waren snel naar de verbruikers te vervoeren.
De munteenheid is sinds 1 januari 2002 de gemeenschappelijke Europese munt euro (EUR) het enige wettelijke betaalmiddel. Voordien was dit de Belgische frank (BEF). Deze was reeds sinds 1 januari 1999 gekoppeld aan de gemeenschappelijke Europese munt. (1 euro = 40.3399 BEF) Van 1926 tot 1946 is er ook als munt de Belga geweest, die een waarde had van vijf BEF. Deze benaming was niet populair en werd in 1946 afgeschaft.
vrijdag 12 februari 2010
.