Het onderwijs behoort sedert 1980 tot de bevoegdheid van de gemeenschappen. Op enkele uitzonderingen na zijn er dus geen "Belgische" scholen meer, maar wel Nederlandstalige, Franstalige, of Duitstalige. Het onderwijs is ingedeeld in onderwijsnetten:
* officieel onderwijs, georganiseerd door de burgerlijke overheid (gemeenschappen, de provincies en de gemeenten) en
* vrij onderwijs, georganiseerd door particuliere organisaties, maar wel erkend en gesubsidieerd door de staat. Het katholieke net is daarbij het grootst.
De grootste universiteit is de Katholieke Universiteit Leuven. Ze bestaat sinds 1425 en is daarmee de oudste van de Nederlanden. Daarnaast bestaan er Nederlandstalige universiteiten te Gent, Brussel, Antwerpen, Kortrijk en Hasselt, waar met Maastricht aan een transnationale universiteit wordt gewerkt. De Franstalige universiteiten liggen in Louvain-la-Neuve, Luik, Brussel, Bergen en Namen. De universiteiten van Leuven en Louvain-la-Neuve zijn katholiek en ook te Brussel bestaat er een Katholieke Universiteit Brussel naast twee vrijzinnige universiteiten: de Nederlandstalige Vrije Universiteit Brussel en de Franstalige Université Libre de Bruxelles. Het onderwijslandschap is door opdeling in taal, levensbeschouwing en organisatie dus meer versnipperd dan in andere landen. In Antwerpen werden in 2003 een katholieke, stedelijke en rijksinstelling samengevoegd tot één instelling: Universiteit Antwerpen.
Bekende wetenschappers zijn Nobelprijswinnaar in 1977 Ilya Prigogine met zijn bijdragen tot de thermodynamica en Georges Lemaître die de Big Bang beschreef. Op vlak van geneeskunde leverde België de volgende Nobelprijswinnaars: in 1974 Albert Claude en Christian De Duve, in 1938 Corneille Heymans en in 1919 Jules Bordet. De traditie loopt terug tot Andreas Vesalius, Rembert Dodoens en Jan Palfijn. De farmacoloog Paul Janssen en Peter Piot die aids bestrijdt, sluiten ook bij die traditie aan. Dirk Frimout en Frank De Winne zijn de Belgische astronauten.
Sport
1rightarrow.png Zie ook: Voetbal in België.
Wereldkampioen veldrijden Erwin Vervecken
Voetbal is bij jongeren de meest beoefende sport. Al in het begin van de 20e eeuw groeiden voetbal en wielrennen uit tot de populairste sporten met uitgebreide verslaggeving door pers. Exponent daarvan is Eddy Merckx, één van de beste wielrenner aller tijden. Voordien waren er kampioenen als Rik Van Steenbergen en Rik Van Looy. Tijdgenoten waren Patrick Sercu, Herman Van Springel, Walter Godefroot, Roger De Vlaeminck, Lucien Van Impe en Freddy Maertens. Nadien kwamen wielerkampioenen Johan Museeuw, Peter Van Petegem en Tom Boonen.
Populair is veldrijden met meervoudige wereldkampioenen als Eric De Vlaeminck, Roland Liboton, Sven Nys, Bart Wellens en Erwin Vervecken. Zo ook is België traditioneel sterk in motorcross met wereldkampioenen als Joël Robert, Roger De Coster, André Malherbe, Gaston Rahier, Eric Geboers, Sylvain Geboers, Harry Everts, Joël Smets en Stefan Everts.
België kent ook een traditie van atletiek, vooral afstandslopers als olympisch kampioen Gaston Roelants, Karel Lismont, Miel Puttemans en Ivo Van Damme. Dit zet zich door in triatlon met onder meer Marc Herremans, die na een zwaar ongeval nu als rolstoelatleet triatlon beoefent, Rutger Beke en Luc Van Lierde, die tweemaal de Iron Man won.
Biljart wordt veel beoefend. België domineerde de sport met driebandpionier René Vingerhoedt, Raymond Ceulemans die 35 keer wereldkampioen werd en Ludo Dielis die 9 maal wereldkampioen werd en meer recent als wereldkampioen de naamgenoot Eddy Merckx van de wielrenner. België kende succes in judo met Robert Van de Walle, Ingrid Berghmans, Ulla Werbrouck die olympisch goud won en Gella Vandecaveye. In damestennis domineerden de Vlaamse Kim Clijsters en de Waalse Justine Henin.
Hoogspringster Tia Hellebaut won goud op de olympische spelen te Beijing. De Belgische sportarts Jacques Rogge is voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité. België heeft de 7e Olympische Zomerspelen 1920 georganiseerd te Antwerpen.
.